vrijdag 18 april 2008

darn


Klacht van Apollo bij de aanblik van Daphne. De apollinische vloek.

Tel nu dan stil de slaande maten van de wind.
Zie wat ik zag waar ik weigerde te zien.
Hoor wat ik verzweeg daar ik weigerde te spreken.
Voel de tempeesten je hitte met de inslag van hagel verhitten.

Niets is van je lijnen ooit daadwerkelijk beschreven.
Niets is van je lichaam ooit verteld.
Je hand heft niet je handen op,
maar wat je handen van de lucht op mijn gelaat verhalen.
Je lippen sluiten niet je mond,
maar zuigen mij de laatste lucht uit de beklemming uit.
Je ogen zijn niet wat je ziet,
maar hoe je licht van sterren in mijn branden schiet.

Je splijt mijn wereld in een ik & jij
opdat mijn wereld zich in jou zou splijten.
Je bent mijn grond, een diepe aarden mond
waar bij duizenden de goddelijke tongen verwrongen
rond het uit de hemelen verdrongene gebonden blijven staan.

Je wint. Je won. In roet, in as, in vlammend krijsen zullen eeuwig ik
& alle goden de mensen daarom deze schoonheid & de dood inbranden.






donderdag 17 april 2008

Houterig

Met dank aan Wiron voor het daphne-kiekje
met dank aan Wiron voor dit plaatje




Ik ben de minnaar van je ogenblik.

Ik ben al dichter bij je dan je
ooit nog mij verzeggen kan.

Ik neem je hand & trek het laken van je af
dat op je huid je huid met linnen
in het wit verplooide & verhing.

  • Het laken flappert wild het nachtzwart in.

  • Het laken suist & klapt het donker uit.

  • Het laken kleeft & zoekt de aangezichten op
    van angst & pijn & duisternis

(zo vind je vaker wel in weggetrokken taal
des dichters doodgewaande hoofdbekommernis).


Het hout der zolderbalken kraakt.

Dit gaat goed fout: je spieren spannen
van ontsteltenis tot nerven, takken
reiken naar de diepte onderaan.

Je zucht. Je slaat. Je lichaam
is van tonnen dynamiet de lont.

Je kan niet uit je heden naar je leven
toe. De vloer verhoogt de luchten tot
mijn hete adem voelbaar aan &

in je mond. Je laatste kreet verloopt
verdiepen lager tot een wortel
in de mulle grond.